Huis(arts)vesting
De overgrote meerderheid van de beginnende huisartsen wil ooit praktijkhouder worden. Een eigen praktijk hebben is daardoor dus nog steeds het ideaal. Verrassend, want een deel van deze enthousiaste huisartsen blijkt later gedesillusioneerd door de uitdagingen die het praktijkhouderschap met zich meebrengt. Blijven werken als waarnemend huisarts lijkt in dat licht misschien nog niet zo’n gek. Zonde, we kunnen de praktijkhouders op z’n zachtst gezegd goed gebruiken.
Commerciële partijen springen maar al te graag in het gat dat ontstaat doordat praktijkhouders lastig een opvolger kunnen vinden. Tot op heden maar met beperkt succes, zowel in kwaliteit (de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Nederlandse Zorgautoriteit ontvangen relatief veel meldingen) als kwantiteit. In een verkennend onderzoek schat het Nederlands Instituut voor Onderzoek (NIVEL) het percentage praktijken in handen van ketens op een schamele drie procent. Huisartsen zelf staan dan ook niet te springen om ‘hun’ huisartsenzorg over te dragen aan ‘commerciële types’.
Zelf zie ik het liefst een huisarts aan het roer in de huisartspraktijk. We moeten er dan wel voor zorgen dat het voor huisartsen aantrekkelijk blijft om een praktijk over te nemen of te starten. Minister Kuipers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ziet daarom wel wat in financiële steun voor startende praktijkhouders: zogenaamd startgeld. Maar is een financiële prikkel om huisartsen te verleiden tot het praktijkhouderschap echt de gedroomde oplossing?
De uitdagingen in de huisartsenzorg zijn legio. Bijna een jaar na ‘het Malieveld’ lijkt daar nog maar weinig verandering in te zijn gekomen. Startgeld klinkt voor mij daarom als een doekje voor het bloeden en leidt af van de achterblijvende aanpak van de werkelijke problemen.
Een van die problemen is geschikte huisvesting vinden. Dit probleem wordt op dit moment alleen maar groter. Drie op de vier huisartsen ervaart nadelen van de huisvesting van hun praktijk, met ruimtegebrek als grootste pijnpunt. Waar andere ondernemers de prijs kunnen aanpassen, zijn huisartsen gebonden aan vaste tarieven. Deze lopen zwaar uit de pas met de torenhoge prijs per vierkante meter die in de commerciële vastgoedsector wordt gevraagd.
Huisartsen verwachten hiervoor een oplossing van de minister. Zie hier de bureaucratie: de minister verwijst door naar de zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars wijzen op hun beurt naar gemeenten, maar gemeenten voelen zich lang niet altijd verantwoordelijk. Zij laten zelfs hele nieuwbouwwijken ontwikkelen, zonder rekening te houden met maatschappelijke voorzieningen (zorg, scholen, kinderopvang, etc.).
Er woedt op dit moment een perfecte storm van hoge vastgoedprijzen, bouwkosten, rentes, huren en energiekosten. O ja, en we verwachten dat de huisarts verduurzaamt. De vergoeding die huisartsen ontvangen - met daarin een huisvestingscomponent - zijn ooit gebaseerd op hele andere getallen. Het laatste kostenonderzoek dateert uit 2015. Huisartsen kunnen dan ook niet altijd mee met de hoge prijzen die nu voor een vierkante meter worden gevraagd. Maar… laat die vergoeding nu aangepast worden!
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) kondigde recent een nieuw praktijkkostenonderzoek aan. Een uitgelezen kans om de bekostiging aan te laten sluiten op de werkelijke huisvestingskosten. Maar, enkel terugkijken naar 2022 is niet voldoende. Huisartsen groeien steeds verder uit hun jasje. Onderzoeken hoeveel een te kleine oude jas in 2022 kostte, zegt vrij weinig over hoeveel een duurzame jas in de juiste maat moet kosten in 2025. Om tot eerlijke tarieven te komen, zul je moeten kijken naar het heden én de toekomst. En bekostiging zal moeten aansluiten op de wenselijke situatie in plaats van op de werkelijke situatie.
NZa, lees je mee?
Henk-Jan van Roekel is private banker voor Van Lanschot Healthcare. U bereikt hem via 06 12 28 02 21 en h.vanroekel@vanlanschot.com.