Daling wettelijke rente naar 6%: in 2025 wéér geen rente op vordering langstlevende ouder
Zo werkt de wettelijke verdeling
Wanneer rente op de vordering?
Volgens de wettelijke regeling hebben de kinderen recht op een rentevergoeding over hun vorderingen. Maar er is alleen recht op een rentevergoeding als de wettelijke rente in een jaar hoger is dan 6%. De rente die verschuldigd is, bedraagt dan het verschil tussen de wettelijke rente en 6%. Dat bedrag aan rente wordt bijgeschreven bij de oorspronkelijke vordering. Bovendien wordt er alleen rente vergoed over de oorspronkelijke vordering en niet over de bijgeschreven rente. Al met al geen riante regeling voor de kinderen.
Over 2024 wordt dus 1% enkelvoudige rente bijgeschreven bij de vordering. Omdat de rente per 1 januari 2025 weer daalt naar 6%, wordt over 2025 geen rente bijgeschreven (tenzij de rente in de loop van 2025 door een verhoging weer boven die 6% uitkomt).
Betaal niet te veel erfbelasting: goede administratie is belangrijk
De vordering van het kind en de corresponderende schuld van de langstlevende (stief)ouder zijn niet zichtbaar in de inkomstenbelasting. Het kind hoeft de vordering en de bijgeschreven rente namelijk niet op te geven en de langstlevende (stief)ouder kan de schuld en de rente niet in aftrek brengen. Het is dus zaak om goed bij te houden hoe hoog de vordering is en in welke jaren er een enkelvoudige rente is bijgeschreven.
Als er langere tijd tussen het overlijden van de echtgenoten zit, wordt de vordering van het kind nog wel eens over het hoofd gezien. Dan vergeet men bij het overlijden van de langstlevende ouder de schuld aan het kind en de bijgeschreven rente in de aangifte erfbelasting in aftrek te brengen, waardoor er te veel erfbelasting wordt betaald.
Andere rente afspreken: zo kan het
De wet biedt de mogelijkheid om bij het overlijden van de eerste ouder een andere rente af te spreken. Ook in de meeste testamenten wordt deze mogelijkheid opgenomen. Die afspraak – bijvoorbeeld een samengestelde rente van 6% (rente op rente) – moet wel binnen de aangiftetermijn van acht maanden (vermeerderd met de eventuele uitstelperiode) na het overlijden gemaakt worden. In dat geval wordt voor de berekening van de erfbelasting bij het eerste overlijden rekening gehouden met de afgesproken rente. Door de hogere rente wordt de nalatenschap van de langstlevende (stief)ouder verder uitgehold, zodat er bij diens overlijden minder erfbelasting verschuldigd is. Als er een andere rente wordt afgesproken of een rente in een testament is vastgelegd, heeft de daling van de wettelijke rente geen invloed op de hoogte van de rente.
Geschreven naar de stand van zaken op 2 januari 2025.