Box 3: wetsvoorstel tegenbewijsregeling is bekend gemaakt
Hoge Raad: tegenbewijsregeling
Vorig jaar oordeelde de Hoge Raad dat de zogenoemde spaarvariant (drie vermogenscategorieën met eigen forfaitaire rendementen) in strijd is met het EVRM. De Hoge Raad besliste dat er rechtsherstel moet plaatsvinden als het werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Het maakt daarbij niet uit hoe groot het verschil is tussen het werkelijke rendement en het forfaitaire rendement. De bewijslast dat het werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement ligt bij de belastingplichtige. Er is dus sprake van een tegenbewijsregeling in box 3.
Als het werkelijke rendement hoger is dan het forfaitaire rendement, dan vindt box 3-heffing volgens de wet plaats op basis van het forfaitaire rendement.
Het wetsvoorstel
In het wetsvoorstel worden de uitspraken van de Hoge Raad als uitgangspunt genomen. Er wordt aangesloten bij de regels van de Hoge Raad over het bepalen van het werkelijk rendement. Het werkelijk rendement in een jaar wordt vastgesteld op basis van:
- Het totale vermogen, dus inclusief banktegoeden en zonder aftrek van het heffingvrij vermogen. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar het vermogen op 1 januari van het jaar, maar ook naar het rendement op alle vermogensbestanddelen in box 3 dat de belastingplichtige in de loop van het jaar heeft gehad.
- Het nominale rendement, dus zonder rekening te houden met inflatie. 3. De gerealiseerde en ongerealiseerde opbrengsten. Naast de directe opbrengsten, zoals rente, dividend en huur, moet dus ook rekening worden gehouden met positieve en negatieve waardeveranderingen van het vermogen, ongeacht of die zijn gerealiseerd.
De Hoge Raad heeft ook beslist dat met kosten geen rekening mag worden gehouden; alleen de rente van box 3-schulden mag in mindering worden gebracht. Ook besliste de Hoge Raad dat positieve of negatieve rendementen in andere jaren niet mogen worden verrekend (geen verliesverrekening over jaren heen).
Omdat de regels van de Hoge Raad niet voorzien in alle mogelijke situaties, bevat het wetsvoorstel een nadere invulling van de regels voor het bepalen van het werkelijke rendement. Op basis van het wetsvoorstel bestaat het werkelijk rendement uit de directe opbrengsten en de vermogensaanwas.
Tot de directe opbrengsten behoren in ieder geval ontvangen rente, huur en dividenduitkeringen. Deze worden in principe meegenomen in het jaar waarin deze opbrengsten zijn ontvangen.
De vermogensaanwas wordt als volgt berekend:
- Bezittingen en schulden aan het einde van het jaar
- -/- Bezittingen en schulden aan het begin van het jaar
- -/- Stortingen
- + Onttrekkingen.
De komende periode gaan wij in een aantal blogs nader in op de werking van de tegenbewijsregeling voor onder andere:
- vastgoed;
- obligaties;
- aandelenbeleggingen.
Wie kan gebruikmaken van de tegenbewijsregeling?
Het wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3 heeft terugwerkende kracht naar oudere jaren.
Voor de belastingjaren 2021 en later kan iedereen (met box 3-inkomen) gebruikmaken van de tegenbewijsregeling. De aangifte inkomstenbelasting 2024 moet overigens nog worden gedaan op basis van forfaitaire heffing. Het is niet mogelijk om in de aangifte over 2024 te kiezen voor werkelijk rendement. Vanaf belastingjaar 2025 maakt de tegenbewijsregeling wel onderdeel uit van de aangifte inkomstenbelasting.
Voor de belastingjaren 2017 tot en met 2020 kom je alleen in aanmerking voor de tegenbewijsregeling als:
- een definitieve aanslag (met box 3-inkomen) op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond of daarna opgelegd is; en
- tijdig een bezwaar of een verzoek tot ambtshalve vermindering is of wordt gedaan.
Voor deze oudere jaren kunnen met name de mensen die hebben meegedaan aan het massaal bezwaar gebruikmaken van de tegenbewijsmogelijkheid. Voor de zogenoemde groep ‘niet-bezwaarmakers’ is een procedure (procedure massaal bezwaar plus) opgestart, waarbij aan de Hoge Raad de vraag wordt voorgelegd of deze groep belastingplichtigen alsnog toegang moet krijgen tot de tegenbewijsregeling. Deze procedure loopt momenteel en gaat naar verwachting nog enige tijd (mogelijk zelfs enkele jaren) duren.
Is het gebruik van de tegenbewijsregeling interessant?
Hoe gaat het nu verder?
Het wetsvoorstel moet nu door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd. In de tussentijd hoef je niets te doen. Je ontvangt van de Belastingdienst een brief zodra het mogelijk is om het werkelijk rendement door te geven. Naar verwachting is dit mogelijk vanaf de zomer 2025 met het formulier ‘Opgaaf werkelijk rendement (OWR)’. Je kunt dan kiezen voor welk jaar de forfaitaire heffing moet worden veranderd in een heffing op basis van werkelijk rendement. In het formulier OWR moet je feitelijke gegevens invullen op basis waarvan dan automatisch het werkelijke rendement wordt berekend. Een berekening van de vermogensaanwas (de vermogensvergelijking) hoef je niet zelf te maken als je alle relevante gegevens invult in het formulier OWR. Het gebruik van het formulier OWR is overigens niet verplicht.
Wij blijven de ontwikkelingen met betrekking tot box 3 volgen en houden je op de hoogte via onze blogs.
Geschreven naar de stand van zaken op 17 maart 2025.